Richard’s Studio bestaat niet meer. In de tekenkamers waar ooit twintig medewerkers de belettering verzorgden voor meer dan honderd strippagina’s per week, zit Richard Pakker nu alleen. Maar het bordje bij de voordeurbel is er nog. En het weekblad Donald Duck gebruikt tot op de dag van vandaag de letters die in zijn studio werden ontworpen. „Als je het over waardering hebt”, zegt hij, „dan vind ik dát een teken van waardering. Verder heb ik nooit de behoefte gehad op de voorgrond te staan”.
Richard Pakker (1932) ontving in 2013 de Bulletje en Boonestaak Schaal, die Het Stripschap jaarlijks uitreikt aan „stripmakers die aan de wieg hebben gestaan van het Nederlandse beeldverhaal”. De prijs is volgens Het Stripschap „een eerbetoon aan de meest legendarische letterstudio die Nederland ooit heeft gekend”.
Hij werkte kort na de oorlog een jaar als leerling bij de studio van zijn grote voorbeeld Marten Toonder: „In de oorlog stond Tom Poes in de krant. Dat vond ik geweldig”. Zelf raakte hij allengs gespecialiseerd in de belettering – eerst bij het stripsyndicaat Swan Features, waar onder meer teksten voor buitenlandse strips werden vernederlandst, en vanaf 1956 in zijn eigen letterstudio in Amsterdam-Oost. In die dagen werden de teksten in de stripballonnen nog vervaardigd met een zetmachine. Totdat de uitgeverij Geïllustreerde Pers, een van zijn belangrijkste opdrachtgevers, hem vroeg de strips voor het nieuwe blad Pep te beletteren met de hand. Dat paste beter bij de sfeer in de Pep-strips, vond men.
Sindsdien groeide de vraag naar dit soort miniatuurkalligrafie in hoog tempo; zijn studio tekende met pen of penseel de teksten voor alle grote stripbladen in het land. En er werd ook virtuoos mee gespeeld. Pakker laat een pagina zien uit de strip Asterix en de Olympische Spelen en wijst vergenoegd op de tekstballonnen. Kijk, hier knipoogt de getekende typografie naar de hoekige letters uit het Griekse schrift. En daar verschijnt de Olympische delegatie uit Duitsland – met teksten in gotische stijl. Bovendien konden er geregeld hypertypografische hoogstandjes worden uitgehaald in de onomatopeeën, met letters die in vliegende vaart buiten alle kaders barstten om woorden als ZOEF!, FLATS! en zelfs GRRMMMWW! te vormen.
Voor een jubileumnummer van Pep maakte Richard’s Studio eens een strip waarin een handletter een twistgesprek voerde met een zetmachineletter. „Een beetje stripheld praat zoals ik”, aldus de handletter. „Losjes, wat creatiever en artistieker met hier en daar een expressief kreetje”. Pakker knikt; hij is het geheel met de handletter eens.
Verder heeft hij nooit een eigen strip gemaakt. „Nou ja, één keer heb ik een strip getekend die door een ander was bedacht. En ook heb ik aan een paar Donald Duck-verhalen gewerkt. Maar ik deed er veel te lang over. Ik heb toen ontdekt dat ik geen echte striptekenaar was. Ik bleek geen beeldend geheugen te hebben. De stripfiguur liep op straat en ik vroeg me af: wat kom je daar zoal tegen? Die achtergronden kon ik niet op eigen kracht verzinnen, ik moest er plaatjes bij halen om op ideeën te komen. Oja, natuurlijk, een lantaarnpaal. En zelf plots bedenken? Ik weet het niet, het is er door de drukte van de opdrachten nooit van gekomen. Dat is het enige waar ik wel eens spijt van heb: dat ik in mijn leven maar weinig heb getekend terwijl ik eigenlijk tekenaar had willen worden”.
In de loop van de jaren tachtig, toen de stripbladenmarkt te kampen kreeg met teruglopende oplagecijfers, realiseerde Pakker zich dat de handmatige belettering een dure aangelegenheid ging worden. In 1987 kocht hij een zetmachine die zich liet aansturen door een computer. Alle letters die in zijn studio waren ontwikkeld, werden gedigitaliseerd. Maar om te voorkomen dat er één uniform tekstbeeld zou ontstaan, werden van sommige letters twee versies met minimale verschillen opgenomen, waarmee de gebruiker toch nog enige variatie kan aanbrengen. Door dit systeem kunnen uitgeverijen de belettering nu zelf vervaardigen.
Richard’s Studio sloot in 2002. Pakker vergelijkt de stripbelettering met het werk van een industrieel ontwerper: „De doelmatigheid staat voorop, en daarna moet het zo mooi mogelijk zijn”.