Het derde, afsluitende deel van de autobiografie, na ‘Vroeger was de aarde plat’ over de periode 1912-1939, en ‘Het geluid van bloemen’ over de periode 1939-1945. Dit deel behandelt de periode 1945-1965, maar bevat ook veel flash forwards over de periode daarna, toen hij in Ierland ging wonen. Vlak na de oorlog waren veel Nederlanders bezield van idealen voor een geheel nieuwe, meer rechtvaardige samenleving, die echter door het militair Gezag en de diverse ereraden voortvarend gefnuikt werden. Toonder beschrijft deze onderbelichte periode, vaak even dramatisch als de oorlog zelf, met typerend understatement in mooi, rond Nederlands. Hoofdfiguur is eigenlijk steeds zijn vrouw Phiny, die telkens fijntjes en terloops Toonders blinde vlekken in blijkt te vullen. Enkele paranormale ervaringen, o.m. bij het Ierse meertje Doo uit de titel (dat vreemd begon te kolken toen de Toonders erlangs reden), worden fascinerend beschreven. Met enkele foto’s.